30 september 2009

David Gray - Draw The Line

Commercieel succes en gewaardeerd worden door de critici zijn twee dingen die maar zelden samen gaan. David Gray weet er alles van. Jarenlang timmerde hij zonder enig succes aan de weg, maar kreeg hij wel keer op keer positieve recensies in de gerenommeerde muziekbladen. Nadat David Gray in 1999 met White Laddder terecht was doorgebroken naar een groot publiek, was zijn nauwelijks veranderde muziek volgens de critici opeens volstrekt oninteressant. Ook over de man’s nieuwe plaat, het na een pauze van vier jaar verschenen Draw The Line, heb ik tot dusver weinig goeds gelezen, maar wat zegt dat? De twee platen die volgden op White Ladder, A New Day At Midnight uit 2002 en het vrij ingetogen Life In Slow Motion uit 2005 vond ik persoonlijk niet veel minder dan White Ladder. Na Draw The Line een paar keer beluisterd te hebben, is ook mijn oordeel over de nieuwe plaat van de Britse muzikant weer positief. Heel veel veranderd is er niet. Gray heeft weliswaar een nieuwe band, een opgefriste look en een nieuw label, maar in muzikaal opzicht ligt Draw The Line, net als zijn twee voorgangers, in het verlengde van het destijds zo bewierookte White Ladder. Er zijn wel subtielere verschillen hoorbaar. Waar Life In Slow Motion een behoorlijk ingetogen plaat was, kiest David Gray op Draw The Line weer wat vaker voor up-tempo songs. Bovendien neemt Gray de vocalen dit keer niet alleen voor zijn rekening, maar heeft hij duetten opgenomen met Jolie Holland en een verrassend gedreven klinkende Annie Lennox. In grote lijnen horen we echter de muziek die we inmiddels van David Gray gewend zijn. Gray schrijft nog altijd melodieuze en over het algemeen erg lekker in het gehoor liggende songs. De instrumentatie is nog altijd grotendeels akoestisch met hier en daar elektronische accenten en de aangename en herkenbare stem van David Gray is nog altijd sfeerbepalend. Draw The Line is gewoon weer een hele aangename plaat van een muzikant waar niet heel druk over moet worden gedaan, maar die er intussen wel in is geslaagd om een eigen geluid neer te zetten en songs te schrijven die er na een aantal jaren nog steeds toe doen. De critici vinden het vast weer niks, maar iedereen die White Ladder een paar jaar geleden zeer kon waarderen, kan ook Draw The Line met een gerust hart aanschaffen. David Gray is door het succes immers niet zoveel veranderd als de critici je willen doen geloven. Erwin Zijleman

29 september 2009

Micah P. Hinson - All Dressed Up And Smelling Of Strangers

De Amerikaanse singer-songwriter Micah P. Hinson heeft de afgelopen jaren met Micah P. Hinson And The Gospel Of Progress (2005), Micah P. Hinson And The Opera Circuit (2006) en Micah P. Hinson And The Red Empire Orchestra (2008) drie bijzonder fascinerende platen met donker gekleurde Americana afgeleverd. Zijn nieuwe plaat, All Dressed Up And Smelling Of Strangers, moet gezien worden als een tussendoortje, want dit is een tegenwoordig bijna onvermijdelijke cd met covers. In tegenstelling tot de meeste critici heb ik niet zoveel tegen het vertolken van de songs van anderen. Het fraai vertolken van de songs van muzikale helden is wat mij betreft zelfs een proeve van bekwaamheid en er zijn zeldzame gevallen waarin een cd met covers uit weet te groeien tot het hoogtepunt binnen het oeuvre van een artiest. Micah P. Hinson is ook wel iemand aan wie je het op fraaie wijze vertolken van songs van anderen kunt toevertrouwen en het verbaast me dan ook niet dat ook All Dressed Up And Smelling Of Strangers weer een buitengewoon fascinerende en zo nu en dan bloedstollend mooie plaat is geworden. All Dressed Up And Smelling Of Strangers bestaat uit twee cd’s die allebei acht songs bevatten. Songs die ook best op één schijfje hadden gepast, maar de scheiding is functioneel. Op de eerste cd horen we Micah P. Hinson nog soberder dan we hem kennen van zijn vorige platen, terwijl hij op de tweede cd alle remmen los gooit en flink tekeer gaat op zijn gitaar. Het zijn twee kanten van Micah P. Hinson en wat mij betreft leveren beide kanten memorabele muziek op. Op de eerste cd kleedt Micah P. Hinson een aantal veel gecoverde songs nog wat verder uit, om ze vervolgens met hart en ziel te vertolken. Het is een aanpak die werkt want zelfs compleet uitgewoonde songs als Leonard Cohen’s Suzanne, Bob Dylan’s The Times They Are A Changin’ en Frank Sinatra’s My Way klinken in de versie van Micah P. Hinson origineel en urgent, terwijl ook minder voor de hand liggende covers als This Old Guitar van John Denver en We Almost Had A Baby van Emmy The Great opbloeien in Hinson’s handen. Hoewel ik de eerste cd mooier, indringender en indrukwekkender vind dan de tweede, valt er ook op de tweede schijf wel degelijk veel te genieten. Hinson kiest op deze schijf voor een veel voller en bij vlagen zelfs stevig geluid en gaat aan de slag met uiteenlopende songs als While My Guitar Gently Weeps van The Beatles, Runnin’ Scared van Roy Orbison, Are You Lonesome Tonight van Elvis Presley en Stop The World van Patsy Cline. Ook deze songs weet Micah P. Hinson in vrijwel alle gevallen op imponerende wijze naar zijn hand te zetten. All Dressed Up And Smelling Of Strangers vormt al met al een boeiende en waardevolle aanvulling op het fraaie oeuvre van Micah P. Hinson en doet, nog meer dan in het verleden, uitzien naar nieuw werk van deze unieke muzikant. Nieuw werk dat met een beetje mazzel nog voor het einde van het jaar in de winkel zal liggen; een periode die met dit uitstekende tussendoortje op bijzonder aangename wijze overbrugd kan worden. Erwin Zijleman

Shannon Wright - Honeybee Girls

Hoewel Shannon Wright inmiddels een behoorlijke stapel memorabele muziek op haar naam heeft staan, is de Amerikaanse muzikante nog altijd volslagen onbekend. Wright dook een jaar of 15 geleden op als frontvrouw van de band Crowsdell. De band leverde met haar door Pavement’s Stephen Malkmus geproduceerde debuut Dreamette een fantastische plaat af. Een plaat die werd bejubeld door de critici (AllMusic.com schrijft er het volgende over: "If there was ever a debut album that deserved a bigger audience and instant classic status, Crowsdell's Dreamette is it. At turns fierce, poetic, and fragile, Dreamette is, at every turn, incredible."), maar vervolgens compleet flopte. Na een door iedereen over het hoofd gezien vervolg viel het doek voor Crowsdell en begon Shannon Wright gedesillusioneerd aan een solocarrière. Dat heeft inmiddels zes uitstekende platen afgeleverd, maar ook deze platen hebben hun weg naar het zo verdiende brede publiek niet weten te vinden, dit overigens ondanks het inschakelen van aansprekende producers als Yann Tiersen en Steve Albini. Met het nu verschenen Honeybee Girls doet Shannon Wright een volgende poging om de wereld te overtuigen van haar kwaliteiten. Het is wederom een zeer geslaagde poging, want ook Honeybee Girls is weer een prachtige plaat. Ook op haar nieuwe plaat blijkt Shannon Wright weer van vele markten thuis. Wright overtuigt met stekelige folksongs, maar draait ook haar hand niet om voor rauwe rocksongs, zoete popsongs of atmosferische tracks die je meeslepen naar het hoge Noorden. Honeybee Girls klinkt als de perfecte mix van Julie Doiron, P.J. Harvey, Cat Power, Kristin Hersh, Björk. Lisa Germano en Ani DiFranco. Ook op haar zevende plaat heeft Shannon Wright weer een voorkeur voor donker gekleurde songs, maar deze donkere kleur bestaat niet uit grijs en zwart, maar uit vele kleuren en tinten. Shannon Wright maakt nog altijd geen muziek die het goed zal doen in populaire Amerikaanse tv-series (tegenwoordig de meest kansrijke route naar succes), maar liefhebbers van eigenzinnige vrouwelijke singer-songwriters moeten toch als een blok vallen voor de kunsten en charmes van deze bijzondere muzikante. Shannon Wright is inmiddels al meer dan 15 jaar één van de best bewaarde geheimen van de popmuziek. Ook met Honeybee Girls levert ze weer een plaat af die het van de daken schreeuwen van dit geheim meer dan rechtvaardigt. Erwin Zijleman

28 september 2009

Richard Hawley - Truelove's Gutter

Truelove’s Gutter is al weer de zesde plaat van Richard Hawley. De uit Sheffield afkomstige muzikant deed in het verleden van zich spreken als tourgitarist van Pulp en als voorman van de nooit echt doorgebroken Britpop band Longpigs, maar de afgelopen zeven jaar is Hawley voornamelijk in Engeland met redelijk succes als "crooner" in de voetsporen van onder andere Scott Walker, Roy Orbison en Lee Hazlewood getreden. De platen die Richard Hawley tot dusver heeft uitgebracht, met het uit 2005 stammende Cole’s Corner als meest overtuigende, lieten stemmige muziek voor op de late avond horen. Muziek die in de loop der jaren steeds rijker werd georkestreerd. Op Truelove’s Gutter kiest Richard Hawley voor een net wat andere benadering. Ook op zijn nieuwe plaat maakt Hawley gebruik van strijkers, maar het zijn er een stuk minder dan op zijn vorige platen. Truelove’s Gutter klinkt in alle opzichten wat kaler dan we van Richard Hawley gewend zijn. Waar Richard Hawley op zijn vorige platen koos voor een min of meer vaststaand concept, is Truelove’s Gutter een gevarieerde plaat, waarop ruimte is voor experiment. Truelove’s Gutter bevat een aantal wat langere songs (waarvan er twee rond de tien minuten klokken) en laat bovendien bijdragen van allerlei vreemde "instrumenten" (als "megabass waterphones", "crystal baschets", "Tibetan bowls" en "glass harmonicas") horen . Truelove’s Gutter klinkt hierdoor anders dan we van Richard Hawley gewend zijn, al is er gelukkig niets veranderd aan zijn warme, op het oor door whisky en sigaretten gekleurde, stemgeluid. Ook Truelove’s Gutter is een plaat voor herfstavonden; een plaat die goed samen gaat met een open haard en een goede fles wijn. Waar de verassing er na Cole’s Corner eerlijk gezegd wel wat af was, laat Richard Hawley met Truelove’s Gutter horen dat hij wel degelijk in staat is om zijn geluid te vernieuwen. Het is wel even wennen aan het ontbreken van de warme deken die zijn songs tot dusver omwikkelde, maar ook binnen de spaarzame instrumentatie op Truelove’s Gutter komen Hawley’s stem en zijn dit keer met wat extra melancholie overgoten songs uitstekend tot hun recht. Het vergt een aantal luisterbeurten, maar hierna kan ik alleen maar concluderen dat Richard Hawley zijn meest verrassende, zijn donkerste en één van zijn beste platen tot dusver heeft afgeleverd. Erwin Zijleman

26 september 2009

Yoko Ono Plastic Ono Band - Between My Head And The Sky

Toen ik onlangs werd geconfronteerd met een nieuwe plaat van Yoko Ono maakte dit niet direct warme gevoelens bij me los. Dit overigens niet omdat ik tot het kamp behoor dat haar nog altijd verantwoordelijk houdt voor het uit elkaar vallen van The Beatles aan het begin van de jaren 70. Ik heb niet zoveel met de platen waarop Yoko Ono een stevig stempel heeft gedrukt en vrijwel niets met de platen die ze sinds de trieste dood van haar echtgenoot heeft gemaakt. Zonder enige verwachting en met flink wat tegenzin heb ik Between My Head And The Sky van Yoko Ono Plastic Ono Band toch beluisterd en vervolgens nog eens en nog eens en nog eens. In eerste instantie wist ik niet wat ik er van moest vinden. De plaat voldeed weliswaar niet aan mijn vooroordelen, maar ik was er ook niet direct stuk van. Dat ben ik nog steeds niet, maar ik ben wel onder de indruk van de muziek die de 76-jarige (!) Yoko Ono aan de plaat heeft toevertrouwd. Make 2 van de Plastic Ono Band moet het uiteraard doen zonder John Lennon, maar dankzij de prominente aanwezigheid van zoon Sean duiken zijn muzikale genen wel prominent op. Hiernaast horen we vele bevriende muzikanten uit de New Yorkse avant-garde scene en leden van de Japanse band Cornelius. Between My Head And The Sky werd in een vloek en een zucht opgenomen en laat een alle kanten op schietend geluid horen. Yoko Ono kirt, kreunt, gilt en huilt nog altijd als een hyperactief Japans schoolmeisje, maar waar me dit vroeger flink tegen stond, moet ik nu toegeven dat het prachtig kleurt bij de bij vlagen behoorlijk overweldigende muziek. Het is muziek die zoals gezegd alle kanten op schiet, want naast 60s psychedelica, garagerock, avant-garde en jazzrock, horen we ook electro, funk, ambient en pure pop. Between My Head And The Sky bevat geen hapklare brokken, maar voornamelijk muziek die je even op je in moet laten werken. Bezwerende muziek die tegenstrijdige gevoelens oproept; muziek die soms het oor streelt, soms pijn doet, maar altijd verrast. Steeds weer kiest de Plastic Ono Band voor onverwachte geluiden en instrumenten (zowel organisch als elektronisch) en steeds weer grijpt de oude Yoko je op een gemene manier bij je strot. Between My Head And The Sky van Yoko Ono Plastic Ono Band is een gewaagde plaat vol tegenstrijdigheden. Een plaat die je mooi of lelijk kunt vinden, maar die op één of andere manier altijd respect afdwingt. Een hele knappe prestatie van een te vaak verguisde vrouw. Erwin Zijleman

25 september 2009

David Sylvian - Manafon

Toen in 1982 een eind kwam aan het bestaan van Japan, begon zanger David Sylvian aan een solocarrière die tot op de dag van vandaag duurt. De platen van Japan werden in de loop der jaren steeds experimenteler en eigenlijk geldt dit ook voor het solowerk van David Sylvian. Op zijn debuut Brilliant Trees (uit 1984) maakte Sylvian nog voornamelijk popsongs met een kop en een staart, maar op de platen die volgden werd de muziek van de Brit steeds zweveriger en abstracter. Eerlijk gezegd vind ik de meeste platen van David Sylvian wat te vaag en pretentieus, maar de platen die hij de laatste jaren maakt weten bij mij weer wel de juiste snaar te raken. Dat gold zeker voor het uit 2003 stammende Blemish en het geldt ook weer voor de man’s nieuwe plaat: Manafon. Liefhebbers van de betrekkelijk conventionele popsongs die David Sylvian met Japan en op Brilliant Trees maakte, hebben waarschijnlijk een zware dobber aan Manafon, want op zijn nieuwe plaat maakt David Sylvian onconventionele popmuziek waarin het experiment regeert. Bijgestaan door medestanders als onder andere pianist John Tilbury en gitaristen Christian Fennesz (beter bekend als geluidskunstenaar Fennesz) en Keith Rowe, schotelt David Sylvian ons op Manafon muziek voor die je even moet laten bezinken. Het tempo ligt uiterst laag, de instrumentatie is sober maar buitengewoon trefzeker en natuurlijk is er die uit duizenden herkenbare stem van David Sylvian. Manafon lijkt een plaat waarop over iedere noot is nagedacht, maar tegelijkertijd is het een plaat die aangenaam en intrigerend voortkabbelt wanneer je geen poging doet om er songstructuren in te herkennen. Manafon is een plaat die zich niet zomaar in een hokje laat duwen en daarom vaak het verzameletiket avantgarde opgeplakt zal krijgen. Een even zinvolle als zinloze poging om de muziek van David Sylvian te karakteriseren. Manafon is zeker geen lichte kost, maar toch is dit ook geen plaat die de kat de gordijnen in jaagt. De manier waarop David Sylvian om gaat met klanken wijkt af van de wijze waarop dit min of meer gangbaar is, maar Manafon klinkt absoluut melodieus en harmonieus. Manafon is een plaat die je kunt proberen te doorgronden; in dat geval voorspel ik een zware vlucht. Het is ook een plaat die je tot je kunt nemen zonder hem proberen te begrijpen; in dat geval is Manafon ook voor mensen die dit soort muziek normaal gesproken niet kunnen waarderen een even intrigerende als mooie plaat. Erwin Zijleman

24 september 2009

Sam Baker - Cotton

De Texaanse singer-songwriter Sam Baker maakte vijf jaar geleden met Mercy wat mij betreft één van de meest indrukwekkende singer-songwriter platen van het afgelopen decennium. Het aardedonkere Mercy stond grotendeels in het teken van een terroristische aanslag op een trein in Peru; een aanslag die Sam Baker bijna fataal werd en behoorlijk wat sporen naliet op zijn lijf en ziel. Mercy riep herinneringen op aan het werk van grootheden als Townes van Zandt, Guy Clark en John Prine, maar liet ook een opvallende eigen stijl horen. Een stijl waarin de rauwe, onvaste en bijna gesproken zang van Sam Baker sfeerbepalend was. Na Mercy volgde twee jaar geleden Pretty World; een misschien net iets minder verrassende, maar wederom een kwalitatief hoogstaande en ontroerend mooie plaat. Met het onlangs verschenen Cotton voltooit Sam Baker een fraaie trilogie. Ook Cotton is weer een hele donkere plaat, waarop Sam Baker indringende verhalen voordraagt. Baker’s rauwe, rammelende en nog altijd voor een belangrijk deel gesproken vocalen, zijn wederom omgeven met een sobere maar zeer stemmige instrumentatie. Cotton is geen plaat om vrolijk van te worden, maar wat is het weer mooi. Net als op zijn vorige platen blijkt Sam Baker een uitstekend verteller van ontroerende verhalen en wederom zijn deze verhalen verpakt in bijna ambachtelijke folksongs, waarin het oog voor detail zeker niet ontbreekt. Het is niet eens zo makkelijk om op te schrijven wat nu zo goed is aan de platen van Sam Baker. Het heeft waarschijnlijk vooral te maken met de eenvoud, de puurheid en de oprechtheid van zijn muziek, maar uiteindelijk gaat het er vooral om of de muziek van Sam Baker je raakt of niet. Cotton weet mij, net als zijn twee voorgangers, weer diep te raken. Het zal bij de meeste liefhebbers van donkere folksongs niet anders zijn. Erwin Zijleman

23 september 2009

Prefab Sprout - Let's Change The World With Music

Prefab Sprout maakte inmiddels al weer heel wat jaren geleden een aantal platen die mee zeer dierbaar zijn. Swoon (1984), From Langley Park To Memphis (1988), Protest Songs (1989), Jordan: The Comeback (1990) en vooral Steve McQueen (1985) verdienen wat mij betreft een plekje in de vitrine met de kroonjuwelen van de popmuziek. Op al deze platen excelleert Prefab Sprout voorman Paddy McAloon als songwriter en arrangeur. De songs van Prefab Sprout klinken, mede door de fraai bij elkaar kleurende stemmen van Paddy McAloon en Wendy Smith, honingzoet, maar zitten ondertussen verschrikkelijk knap in elkaar. Door het verwerken van vele en nogal uiteenlopende stijlen, ontwikkelde Prefab Sprout een uniek eigen geluid, dat twee decennia later nog niets van zijn glans heeft verloren. Ondanks de bijzonder hoge kwaliteit van haar platen, wist Prefab Sprout de cultstatus helaas nooit echt te ontgroeien. Aan het begin van de jaren 90 viel de band dan ook uit elkaar, om vervolgens aan het eind van het decennium weer terug te keren. Ook de platen die Prefab Sprout sinds haar comeback maakte (Andromeda Heights uit 1997 en in iets mindere mate The Gunman And Other Stories uit 2001) waren van een heel behoorlijk niveau, al ontbrak de magie van de eerste platen van de band. De afgelopen jaren had Paddy McAloon (die in 2003 met I Trawl The Megahertz nog een opvallende, grotendeels instrumentale, soloplaat maakte) wat problemen met zijn gezondheid, hij verloor zelfs tijdelijk zijn gezichtsvermogen, maar 25 jaar na de release van haar debuut keert Prefab Sprout nu terug met een nieuwe plaat. Dat laatste moet direct enigszins gerelativeerd worden, want de opnamen van Let’s Change The World With Music lagen al voor een belangrijk deel sinds het begin van de jaren 90 op de plank. Let’s Change The World With Music bevat voor een belangrijk deel opnamen die zijn gemaakt na de release van Jordan: The Comeback en als we Paddy McAloon mogen geloven was dit zijn poging om in navolging van Brian Wilson zijn eigen Smile te maken. Let’s Change The World With Music sluit goed aan op Jordan: The Comeback en laat, ondanks de afwezigheid van Wendy Smith en een flinke dosis Prince-achtige funk, het uit duizenden herkenbare Prefab Sprout geluid horen. Hoewel het in tekstueel opzicht even doorbijten is (McAloon’s reli-tik speelt af en toe op), is Let’s Change The World With Music een plaat waarop weer heel veel te genieten valt. Net als zijn voorgangers is het een plaat met knap in elkaar stekende, betoverende, zoete en volstrekt tijdloze popsongs. Het zijn popsongs die hoorbaar zijn beïnvloedt door grootheden als Burt Bacharach, Paul McCartney, Brian Wilson, Todd Rundgren, Thomas Dolby (die de band’s meesterwerk Steve McQueen produceerde) en Steely Dan, maar die ook onmiskenbaar het stempel van Paddy McAloon dragen. Let’s Change The World With Music is misschien niet zo goed als de kroonjuwelen uit de hierboven genoemde vitrinekast, maar doet er ook niet heel veel voor onder en is daarmee beter dan het merendeel van de andere releases van het moment. Of Let’s Change The World With Music een laatste oprisping is van Prefab Sprout of de start van een nieuwe periode van bloei is zal de tijd moeten leren, maar het is hoe dan ook een plaat om te koesteren, net als bijna alles wat Prefab Sprout in het verleden heeft gemaakt. Erwin Zijleman

22 september 2009

Hope Sandoval & The Warm Inventions - Through The Devil Softly

Hope Sandoval maakte gedurende de eerste helft van de jaren 90 flink wat indruk als zangeres van de Amerikaanse band Mazzy Star. Deze band, met naast Hope Sandoval voormalig Rain Parade voorman David Roback als belangrijkste lid, maakte drie werkelijk prachtige platen met een psychedelische, maar bij vlagen ook behoorlijk gruizige, mix van dreampop, slowcore en Paisley Underground. De platen van Mazzy Star, waarvan de laatste twee de beste zijn, werden voor een belangrijk deel gedragen door de broeierige en heerlijk zwoele fluistervocalen van Hope Sandoval. Toen Sandoval na het verschijnen van de derde Mazzy Star plaat een solocarrière aankondigde, waren de verwachtingen dan ook hooggespannen. Sandoval vormde samen met My Bloody Valentine drummer Colm O'Ciosoig Hope Sandoval & The Warm Inventions en debuteerde eind 2001 dan eindelijk met het fraaie Bavarian Fruit Bread; een plaat die in het verlengde lag van de platen van Mazzy Star, maar wel net iets minder zweverig klonk. Bavarian Fruit Bread smaakte direct naar veel meer, maar de afgelopen 8 jaar was het helaas stil rond Hope Sandoval en haar Warm Inventions. Met Through The Devil Softly is Hope Sandoval nu gelukkig weer terug en gaat ze op het eerste gehoor verder waar ze 8 jaar geleden gestopt is. Through The Devil Softly ligt in het verlengde van Bavarian Fruit Bread en laat de muziek horen die we zo graag van Hope Sandoval horen. Through The Devil Softly klinkt net als zijn voorganger wat minder gruizig en psychedelisch dan de muziek van Mazzy Star en wordt gedragen door de nog altijd bijzonder verleidelijke slaapkamervocalen van Hope Sandoval. Op het eerste gehoor domineren de zwoele en dromerige klanken, maar bij herhaalde beluistering valt op dat Through The Devil Softly veelzijdiger en experimenteler is dan de muziek die Hope Sandoval tot dusver heeft gemaakt. De instrumentatie op Through The Devil Softly is gevarieerd en verrassend en heeft oog voor detail. Deze details zijn vervolgens bedekt met de warme deken die de stem van Hope Sandoval nog altijd is. Through The Devil Softly verleidt hierdoor meedogenloos, maar heeft vooral door de experimentele accenten ook voldoende nieuws te bieden om zich te onderscheiden van de vier mooie platen die Hope Sandoval tot dusver op haar naam had staan. Het gerucht dat een vierde Mazzy Star plaat in de maak is wordt de laatste maanden steeds hardnekkiger, maar na beluistering van het bijzonder overtuigende Through The Devil Softly kun je je afvragen of Hope Sandoval Mazzy Star nog wel nodig heeft. Erwin Zijleman

21 september 2009

Otis Taylor - Pentatonic Wars And Love Songs

De Amerikaanse muzikant Otis Taylor leek al in de jaren 70 klaar voor een bestaan als smaakmaker binnen de bluesmuziek, maar koos uiteindelijk voor het lucratievere handelen in antiek. Een jaar of tien geleden koos de uit Chicago afkomstige bluesman alsnog voor de muziek en dit heeft tot dusver een serie prachtige platen, nauwelijks voor elkaar onder doende platen, opgeleverd. Ook het deze zomer verschenen Pentatonic Wars And Love Songs is weer een plaat die behoort tot het beste dat de moderne bluesmuziek te bieden heeft en sluit hiermee naadloos aan op de toch wel imposante stapel platen die Otis Taylor sinds 2000 heeft afgeleverd. Pentatonic Wars And Love Songs is echter niet inwisselbaar tegen de vorige platen van Otis Taylor, want op zijn nieuwe plaat kiest de Amerikaan weer voor een net iets andere invalshoek. Gebleven zijn het bijna Spartaanse gitaar- en banjospel van Otis Taylor, zijn dwars door de ziel snijdende stem, de donkere en bijna bezwerende toon van zijn muziek en de veelheid aan stijlen die Otis Taylor in zijn muziek verwerkt, maar in tekstueel en muzikaal opzicht verschilt Pentatonic Wars And Love Songs absoluut van zijn voorgangers. Waar Otis Taylor zich tot dusver bij voorkeur uitliet over politieke en maatschappelijke thema’s, is Pentatonic Wars And Love Songs vooral een plaat over de liefde. Over de donkere kant van de liefde, dat natuurlijk wel. Pentatonic Wars And Love Songs is bovendien veel jazzier dan zijn voorgangers. Ondanks de veelheid aan stijlen die Otis Taylor verwerkt in zijn muziek, naast jazz horen we ook dit keer invloeden uit de folk, country, psychedelica, gospel en Afrikaanse muziek, blijft Otis Taylor de blues zowel in muzikaal als tekstueel opzicht trouw. Ook op zijn nieuwe plaat maakt Otis Taylor weer eenvoudige klinkende, maar knap in elkaar zittende muziek zonder al te veel opsmuk. Donkere, vaak wat psychedelisch aandoende, muziek met het vermogen om diep te ontroeren. De muzikale bijdragen komen dit keer van dochter Cassie en niemand minder dan stergitarist Gary Moore, maar uiteindelijk draait toch bijna alles om Otis Taylor. Pentatonic Wars And Love Songs is een plaat die op deze laatste zomerse dagen misschien niet optimaal tot zijn recht komt, maar het uitstekend zal doen op de vele donkere en deprimerende herfstdagen die komen gaan. Otis Taylor bewijst wederom dat hij in zijn genre een volstrekt uniek muzikant is. Erwin Zijleman

20 september 2009

The Mummers - Tale To Tell

Tale To Tell van The Mummers verscheen het afgelopen voorjaar al, maar wist tot dusver nog niet veel aandacht te trekken. Vorige maand werd de plaat echter alsnog opgepikt door de toonaangevende Britse muziektijdschriften en lijkt het toch nog goed te komen met de band rond (of is het het alter ego van?) zangeres Raissa Khan-Panni. Heel verrassend is dat niet, want Tale To Tell is een plaat vol betoverende muziek. Deze betovering wordt deels veroorzaakt door de geschoolde en wat klassiek aandoende stem van Raissa Khan-Panni. Het is een warm aanvoelende stem met een flink bereik, die mij vooral doet denken aan die van Nina Persson van The Cardigans, maar ook een vleugje Karen Carpenter of Eva Cassidy is hoorbaar. Ook de instrumentatie op Tale To Tell draagt nadrukkelijk bij aan de toverkracht van deze plaat. Het merendeel van de songs is rijk georkestreerd met volop blazers en strijkers, maar ook voor wat meer ingetogen en vaak wat jazzy klanken is plaats. Veel van de tracks zijn duidelijk beïnvloedt door filmmuziek of hebben op zijn minst een beeldend karakter, wat de vergelijking oproept met het nog altijd onovertroffen debuut van Goldfrapp. Maar ook de vergelijking met uiteenlopende muzikanten als Björk (vanwege de atmosferische aard van de muziek), Kate Bush (vanwege de veelzijdigheid en het gevoel voor experiment), Norah Jones (vanwege de jazzy nachtclub invloeden) of Rufus Wainwright (vanwege de voorkeur voor walsmuziek) is niet onzinnig. Tale To Tell van The Mummers is een plaat die toegankelijke popsongs op fraaie wijze combineert met een bijna overdadige instrumentatie en productie en het nodige muzikale avontuur. Raissa Khan-Panni schotelt ons muziek voor die in eerste instantie aandoet als een zak snoep. Op zijn tijd best lekker, maar ook wel erg zoet, eenvormig en kunstmatig. Bij herhaalde beluistering is de suikerlaag er echter wel af en blijft muziek over die verwarmt, betovert en de fantasie volop prikkelt. De Britten aarzelden in eerste instantie even, maar hebben The Mummers inmiddels met beide armen omarmd. Het is wat mij betreft de hoogste tijd om de Britten maar weer eens te volgen. Erwin Zijleman

18 september 2009

Monsters Of Folk - Monsters Of Folk

In de jaren 70 was de zogenaamde “supergroep” een bekend fenomeen. Het bij elkaar zetten van de leden van een aantal bekende bands was over het algemeen een garantie voor commercieel succes, maar in artistiek opzicht vielen de prestaties van de supergroepen, waarin te grote ego’s elkaar over het algemeen nadrukkelijk in de weg zaten, meestal tegen. Commerciële zekerheden zijn er al lang niet meer in de muziekindustrie, waardoor de supergroep zo langzamerhand een curiositeit is geworden (al lijkt de supergroep met het recente opduiken van The Dead Weather en Them Crooked Vultures bezig aan een serieuze comeback). Met Monsters Of Folk duikt een nieuwe supergroep op en deze, zo zal ik maar alvast verklappen, weet in artistiek opzicht wel potten te breken. Monsters Of Folk bestaat uit (voormalig) Bright Eyes voorman Conor Oberst, My Morning Jacket zanger Jim James, gitarist M. Ward (die vorig jaar als onderdeel van het duo She & Him één van de leukere platen van het jaar afleverde) en Saddle Creek platenbaas en producer Mike Mogis. Stuk voor stuk muzikanten die de afgelopen jaren flink wat indruk hebben gemaakt en met elkaar goed zijn voor een flinke stapel uitstekende platen. Waar de meeste supergroepen worden verlamd door botsende ego’s, weten Conor Oberst, Jim James, M. Ward en Mike Mogis elkaar op het titelloze debuut van Monsters Of Folk te inspireren tot grootse daden. Het debuut van Monsters Of Folk is zo’n zeldzame plaat die hoorbaar met heel veel plezier is gemaakt, maar die er ook nog eens echt toe doet. In muzikaal opzicht drukt met name Conor Oberst zijn stempel op de muziek van Monsters Of Folk, want deze gelegenheidsband klinkt meerdere malen als Bright Eyes in haar allerbeste dagen. Maar dan wel Bright Eyes met een betere zanger (Jim James) en een gitarist die keer op keer weet te verrassen (M. Ward). De muziek van Monsters Of Folk bevindt zich voornamelijk op het snijvlak van rootsrock en alt-country, maar ook uitstapjes richting psychedelica, folk, blues, soul en West-Coast pop worden niet geschuwd. Het levert een veelzijdige plaat op van een griezelig hoog niveau. Er zijn maar heel weinig supergroepen uit het verleden die een plaat hebben gemaakt die de boeken in kan als een klassieker. Monsters Of Folk heeft er wat mij betreft wel een gemaakt. Dit samenwerkingsverband smaakt absoluut naar veel meer. Erwin Zijleman

17 september 2009

The xx - XX

XX, het debuut van de uit Londen afkomstige band The xx wordt momenteel in brede kring de hemel in geprezen. In eerste instantie leek dit me de zoveelste hype van het jaar en liep ik met een brede boog om het debuut van dit uit twee mannen en twee vrouwen bestaande kwartet heen. Toen de muziek van The xx steeds vaker werd vergeleken met die van het legendarische, maar tijdens haar bestaan vrijwel genegeerde, Young Marble Giants, begon ik echter toch nieuwsgierig te worden naar de verrichtingen van het Londense viertal. Het is nieuwsgierigheid waarvan ik zeker geen spijt heb, want het debuut van The xx is inderdaad een memorabele plaat. De muziek op XX roept ook bij mij associaties op met die op de enige plaat die Young Marble Giants ooit heeft gemaakt, het uit 1980 stammende Colossal Youth. Net als het trio uit Wales maakt The xx uiterst sobere, soms bijna minimalistische muziek. Veel meer dan een eenvoudig basloopje, een monotoon tikkende drumcomputer, een stemmig gitaarminiatuurtje, wat atmosferische toetsen en de ingetogen en vaak wat monotone vocalen van Oliver Sim en Romy Madley Croft heeft The xx niet nodig, maar ondanks de eenvoudige middelen heeft de muziek van The xx maximale impact. Het is muziek die niet heel makkelijk in een hokje is te duwen. Aan de ene kant raakt de muziek van de The xx aan de stemmige en aardedonkere funky postpunk van Young Marble Giants, maar het debuut van de band uit Londen heeft toch ook iets zonnigs, sensueels en lichtvoetigs. Zeker wanneer je het debuut van The xx wat vaker hebt gehoord, duiken steeds weer nieuwe invloeden op. Hieronder invloeden uit de shoegaze, indie-pop en dreampop, maar ook invloeden uit de triphop, dance en dubstep hebben hun weg gevonden in het intrigerende geluid van The xx. XX van The xx is als een donker bos waarin je steeds verder verdwaalt. In eerste instantie zie je alleen maar donkere bomen, maar hoe dieper je het bos in trekt, hoe meer details je ziet en hoe mooier en indringender het wordt. Het is zeker geen makkelijke muziek die The xx maakt, maar na enige gewenning blijkt het muziek van een bijna ongekende schoonheid. De door met name de Britse muziekpers gehypte bands blijken over het algemeen niet meer dan surrogaat parels, maar met XX van The xx heeft men eindelijk eens een ruwe diamant te pakken. Een diamant die je helemaal zelf mag slijpen tot een fonkelend sieraad in de platenkast of op je iPod. Erwin Zijleman

16 september 2009

Various - The Best Is Yet To Come: The Songs Of Cy Coleman

Cy Coleman is misschien niet zo bekend als Cole Porter, Irving Berlin of George & Ira Gershwin, maar ook deze vijf jaar geleden overleden Amerikaanse componist heeft een indrukwekkende staat van dienst, met name op Broadway. Het is niet het genre waarvoor ik normaal gesproken warm loop, maar de binnenkort te verschijnen compilatie The Best Is Yet To Come: The Songs Of Cy Coleman maakt desondanks warme gevoelens bij me los. Dat heeft alles te maken met de uitvoerende artiesten op deze verzamelaar, want op het hoesje prijken de namen van een aantal van mijn favoriete vrouwelijke singer-songwriters. Het onbetwiste hoogtepunt wordt wat mij betreft gevormd door de twee Cy Coleman songs die worden vertolkt door niemand minder dan Fiona Apple, haar eerste werk sinds het inmiddels al weer vier jaar oude Extraordinary Machine, maar ook de andere vrouwelijke artiesten die hebben bijgedragen aan The Best Is Yet To Come: The Songs Of Cy Coleman mogen er zijn. Hieronder een aantal bekende namen als Patty Griffin, Madeleine Peyroux, Ambrosia Parsley (Shivaree), Jill Sobule, Sara Watkins (Nickel Creek) en Missy Higgins, maar ook voor mij onbekende namen als Julianna Raye, Perla Batalla en Sarabeth Tucek. Wat al deze dames met elkaar gemeen hebben is dat ze de songs van Cy Coleman op lome en opvallend ingetogen wijze vertolken. De songs, die inmiddels vrijwel allemaal deel uit maken van The Great American Songbook, waren ooit bedoeld voor de podia op Broadway, maar worden op The Best Is Yet To Come: The Songs Of Cy Coleman meegesleurd naar rokerige nachtclubs, waar zwoele zangeressen de aandacht tot in de kleine uurtjes vast weten te houden. Ondanks de in een aantal gevallen toch flink van de originelen afwijkende vertolkingen, blijven de songs van Cy Coleman op deze verzamelaar meer dan overeind. Dat is deels de verdienste van de man die moet worden gerekend tot de grote Amerikaanse componisten uit de vorige eeuw, maar ook de samenstellers van deze verzamelaar (die bewust niet kozen voor uitgekauwde klassiekers als Witchcraft of Big Spender), arrangeur Dave Palmer (die het werk van Coleman op indrukwekkende wijze opnieuw heeft uitgevonden) en natuurlijk de geweldige zangeressen die deze songs uit de oude doos op gepassioneerde wijze nieuw leven in hebben geblazen, droegen nadrukkelijk bij aan het fraaie eindresultaat. The Best Is Yet To Come: The Songs Of Cy Coleman is een hele mooie plaat, die liefhebbers van vrouwelijke singer-songwriters in het algemeen en de fans van de hierboven genoemde dames in het bijzonder, met name in de kleine uurtjes flink wat kippenvel zal bezorgen. Erwin Zijleman

15 september 2009

The Big Pink - A Brief History Of Love

Shoegaze leek nog niet eens zo heel lang geleden een uitgestorven muzieksoort, maar met name de laatste maanden is het genre weer springlevend. Ook op A Brief History Of Love van The Big Pink zijn invloeden uit de shoegaze volop aanwezig, maar de band rond Robbie Furze and Milo Cordell, beiden gepokt en gemazeld in de muziekindustrie, doet gelukkig veel meer dan het herkauwen van het soort muziek dat ooit door bands als The Jesus & Mary Chain en Spaceman 3 werd gelanceerd. Op A Brief History Of Love tovert The Big Pink de luisteraar een even fascinerende als opwindende muzikale smeltkroes voor. Naast invloeden uit de shoegaze zijn invloeden uit onder andere de noiserock, doompop, synthpop en postpunk hoorbaar. Torenhoge gitaarmuren worden gecombineerd met een flinke bak elektronica en de ijle zang die gedurende de jaren 80 eerder regel dan uitzondering was en vervolgens gegoten in kwalitatief hoogstaande popliedjes. A Brief History Of Love trekt je heen en weer tussen The Jesus & Mary Chain, My Bloody Valentine, Ride, Cocteau Twins, The Psychedelic Furs, The Beatles, New Order en Orchestral Manoeuvres In The Dark en dat is nog maar het topje van de ijsberg. The Big Pink kiest hierbij niet tussen breed uitwaaiende klanken, experimentele noise of puntige en aanstekelijke popsongs, maar schotelt ons alles voor. Ondanks de zo herkenbare invloeden is het debuut van The Big Pink veel meer dan een opgewarmde prak met het beste uit de jaren 80 en vroege jaren 90, want door het vermengen van zoveel invloeden heeft A Brief History Of Love een herkenbaar maar toch uniek geluid. A Brief History Of Love is een plaat die je door de fraaie combinatie van invloeden en de memorabele songs direct zal weten te raken, maar hoe goed deze plaat echt is hoor je pas na vele luisterbeurten. De Britse muziekpers voorspelt inmiddels dat A Brief History Of Love zich gaat scharen onder de grote platen van 2009. Het is een voorspelling die zomaar uit zou kunnen komen. Erwin Zijleman

14 september 2009

The Cribs - Ignore The Ignorant

De Britse band The Cribs dook een jaar of vijf geleden op en maakte direct de indruk uit te kunnen groeien tot de grote Britse bands van het huidige decennium. Op de platen van de band kwam dit er echter niet direct uit. Op haar eerste twee platen (The Cribs en The New Fellas) schurkten The Cribs net wat te opzichtig tegen de muziek van op dat moment grote bands als The Libertines en The Strokes aan en wisten de broers Gary, Ryan en Ross Jarman zich nog niet echt te onderscheiden van de concurrentie. Dit veranderde met het twee jaar geleden verschenen Men's Needs, Women's Needs, Whatever. Op deze door Franz Ferdinand’s Alex Kapranos geproduceerde plaat, maakten The Cribs voor het eerst indruk met memorabele songs en een veelzijdig eigen geluid. Op de vierde plaat van de band, Ignore The Ignorant, duikt ene Johnny Jarman op. Het is niet de vierde Cribs broer, maar niemand minder dan voormalig gitarist van The Smiths, Johnny Marr. Marr hing al enige tijd om The Cribs heen en roemde ze ooit met de woorden: “The brains of The Buzzcocks, the guts of Nirvana, the fizz of The Ramones”. Op Ignore The Ignorant is Marr voor het eerst al volwaardig lid van The Cribs te horen en draagt hij bij aan de flinke progressie die The Cribs sinds Men's Needs, Women's Needs, Whatever hebben gemaakt. Door het zo herkenbare gitaarspel van Johnny Marr herinnert de muziek van The Cribs hier en daar aan The Smiths, maar ook alle invloeden die de band de afgelopen jaren heeft verkend zijn gebleven. Ignore The Ignorant is een sterke plaat met aanstekelijke songs die nergens kiezen voor de makkelijkste weg en opvallen door het bijzondere geluid dat producer Nick Launay, die we onder andere kennen van The Arcade Fire, er aan heeft gegeven. Ignore The Ignorant is een overtuigende plaat met een rafelig randje. The Cribs hadden het in het verleden vaak net niet, maar manifesteren zich op Ignore The Ignorant dan eindelijk overtuigend als een van de betere Britse bands van het moment. Erwin Zijleman

11 september 2009

Ingrid Michaelson - Everybody

De uit New York afkomstige singer-songwriter Ingrid Michaelson heeft al eens op de cover van Billboard gestaan en bracht bovendien een paar jaar geleden een plaat (Girls And Boys) uit, die dankzij een reclamefilmpje en de populaire tv-serie Grey’s Anatomy in de VS net zo goed verkocht als de inmiddels bekende warme broodjes. Ondanks het feit dat ik goed thuis ben in het genre waarin Ingrid Michaelson opereert had ik nog nooit van haar gehoord. Heel opmerkelijk is dat niet, want de Amerikaanse bracht haar platen tot dusver in eigen beheer uit, toerde ter promotie met name door de VS en combineerde haar optredens in de Amerikaanse koffiehuizen over het algemeen met een baantje als serveerster. Ook Ingrid Michaelson’s vierde plaat, Everybody, wordt uitgebracht op haar eigen label, maar dankzij het succes van Girls And Boys bereiken de distributiekanalen dit keer ook Nederland. Dat is goed nieuws, want Ingrid Michaelson is een aanwinst voor het genre. Op Everybody maakt Michaelson wederom muziek die het goed zal doen in populaire tv-series of op de Amerikaanse radio. De songs van de Amerikaanse klinken over het algemeen warmbloedig, ontspannen en harmonieus, maar toch is de muziek van Ingrid Michaelson niet zo licht verteerbaar als die van een soortgenoot als Colbie Caillat. Ingrid Michaelson mag op Everybody hebben gekozen voor aanstekelijke popmuziek; ze is haar roots zeker niet vergeten. Everybody bevat niet alleen een serie aantrekkelijke en memorabele popliedjes die opvallen door een doeltreffende instrumentatie en prima vocalen, maar ademt ook bewondering voor de idolen van Ingrid Michaelson in het algemeen en Joni Mitchell in het bijzonder. Hierdoor kan honingzoete popmuziek met het grootste gemak worden afgewisseld door stekelige folk, zonder dat de overgang als abrupt of storend wordt ervaren. Ingrid Michaelson wordt in de Verenigde Staten al enkele jaren beschouwd als één van de meest veelbelovende vrouwelijke singer-songwriters. Op basis van Everybody kan ik alleen maar concluderen dat dit niet overdreven was. Erwin Zijleman

10 september 2009

The Beatles - The Beatles: Stereo Box Set

Het is volgend jaar veertig jaar geleden dat er een einde kwam aan het bestaan van de meest invloedrijke band uit de geschiedenis van de popmuziek: The Beatles. Waar het oeuvre van al hun tijdgenoten inmiddels al vele malen opnieuw is uitgebracht middels fraaie reissues, komt de muziek van The Beatles er tot dusver bekaaid af. Naast de originele lp’s uit de jaren 60 was er tot dusver slechts een serie matig klinkende cd’s uit het eind van de jaren 80. Een gemis dat nu dan eindelijk tot het verleden behoort, want op 09-09-09 verscheen The Beatles: Stereo Box Set. Stereo Box Set is een mooi uitgevoerd boxje met hierin alle reguliere platen van de band en de aanvullende verzamelaar Past Masters, met hierop een aantal singles die niet op de platen van de band terug te vinden zijn. Het kost wat, maar heb je dan ook wat? Het antwoord op deze vraag kan wat mij betreft alleen maar bevestigend zijn. Wat direct opvalt is dat de geremasterde versies van de studioplaten van The Beatles uitstekend klinken. Met name de eerste platen van de band klonken op cd tot dusver wat kil en mat, maar leven dankzij het net wat vollere en warmere geluid helemaal op. Wat ook opvalt is dat het aantal extra’s zeer beperkt is. Meer dan wat extra documentatie en een serie korte documentaires is er in Stereo Box Set niet te vinden; voor het restmateriaal van de band zul je nog altijd de Beatles Anthology cd’s uit de kast moeten halen. Waar de meeste grote bands uit de geschiedenis van de popmuziek inmiddels een omvangrijk en over het algemeen wisselvallig oeuvre hebben opgebouwd, is het oeuvre van The Beatles zeer overzichtelijk en van een bijzonder hoog niveau. De dertien platen die de band tijdens haar korte bestaan uitbracht, verdienen misschien niet allemaal het predicaat klassieker, maar een stuk of tien heeft de band er toch wel op zijn naam staan. Ook na beluistering van Stero Box Set kies ik nog altijd voor A Hard Day’s Night, Ruber Soul, Revolver en Abbey Road, maar zo zal iedereen zijn eigen favorieten hebben binnen het zo invloedrijke werk van de Fab Four. Werk dat dankzij deze fraaie box set dan eindelijk op indrukwekkende wijze het digitale tijdperk wordt ingeloodst. Ook aan de echte puristen is overigens gedacht, want naast de Stereo Box Set is ook een Mono Box Set verkrijgbaar. Erwin Zijleman

Noëlle Hampton - Thinline

Op het hoesje van Thinline van Noëlle Hampton zit een sticker met de tekst: “a near-perfect package of words and music, of soul and inspiration”. Het maakte me direct nieuwsgierig naar deze plaat, mede omdat deze lovende woorden komen van Ben Feng-Torres, een roemrucht Amerikaans muziekjournalist die ooit aan de basis stond van het muziektijdschrift Rolling Stone en de afgelopen decennia heel wat bijzondere muziek voorbij heeft horen komen. Zoek op Internet naar Noëlle Hampton en je komt buiten het citaat van Ben Feng-Torres niet al teveel tegen over deze Amerikaanse muzikante, die aan het eind van de jaren 90 als belofte voor de toekomst opdook in de Lilith Fair tournees, waarin alle belangrijke vrouwelijke singer-songwriters van dat moment act de presence gaven, maar aan het begin van het millennium weer net zo snel verdween als ze gekomen was. Met Thinline probeert Noëlle Hampton het nog eens opnieuw; een missie die me na beluistering van deze plaat zeker kansrijk lijkt. Op Thinline maakt Noëlle Hampton muziek die ergens tussen die van de Sheryl Crow en Lucinda Williams in zit. Het is muziek met invloeden uit de folk, country en rootsrock, die zich niet direct opdringt, maar dankzij de hoge kwaliteit toch snel de aandacht weet te trekken. Noëlle Hampton beschikt over een aangenaam stemgeluid dat vooral warmte en emotie uitdraagt. Een stem die goed gedijt bij een lekker vol klinkend geluid en die zowel bij wat stevigere als bij wat meer ingetogen muziek goed tot zijn recht komt. Thinline is een evenwichtige plaat met mooie songs, die soms groots en soms relatief sober worden uitgevoerd. Noëlle Hampton’s warmbloedige vocalen en het fraaie gitaarwerk op Thinline verdienen speciale aandacht, maar ook op alle ingredienten die op deze plaat worden gebruikt, inclusief een hele mooie cover van U2’s Love Is Blindness valt weinig tot niets aan te merken. Of Noëlle Hampton met Thinline gaat doorbreken naar een groter publiek laat zich moeilijk voorspellen, maar het zou wel terecht zijn. Met Thinline heeft deze dame immers een gloedvolle plaat afgeleverd waarop eigenlijk alles klopt. Zat die Ben Feng-Torres er toch niet ver naast. Erwin Zijleman

09 september 2009

Taken By Trees - East Of Eden

Victoria Bergsman is misschien nog wel het meest bekend van haar vocale bijdragen aan de wereldhit Young Folks van Peter, Bjorn & John. Dat de Zweedse veel meer kan, bewees ze al in de jaren ervoor als frontvrouw van de zwaar onderschatte band The Concretes en bewijst ze nu al weer voor de tweede keer met haar soloproject Taken By Trees. Het debuut van Taken By Trees, het twee jaar geleden verschenen Open Field, liet uiterst sobere, bij vlagen zelfs bijna minimalistische, en meer dan eens aan Nick Drake herinnerende klanken horen. Een wereld van verschil met de uitbundige muziek van The Concretes of het luchtige werk van Peter, Bjorn en John, maar een ieder die de moeite nam om het intieme debuut van Taken By Trees te doorgronden, kon uiteindelijk alleen maar concluderen dat we hier te doen hadden met een hele bijzondere plaat. Op de tweede plaat van Taken By Trees, het nu verschenen East Of Eden, neemt Victoria Bergsman nog wat meer afstand van de luchtige popmuziek die ze een paar jaar geleden nog zo overtuigend maakte. Voor de opnamen van East Of Eden trok Bergsman samen met geluidsman Andreas Söderström naar Pakistan; momenteel nou niet één van de veiligste bestemmingen op aarde. In Pakistan werd samengewerkt met lokale muzikanten, waarna de Aziatische klanken in de studio werden overgoten met de nodige elektronica. Elektronica die overigens deels uit de koker van Animal Collective’s Noah Lennox (beter bekend als Panda Bear) kwam. De combinatie van sprankelende Pakistaanse muziek, tegendraadse elektronica, atmosferische klanken en werkelijk prachtige vocalen, levert absoluut unieke muziek op. East Of Eden is aan de ene klant een plaat om bij tot rust te komen, maar het is aan de andere kant ook een plaat die je van de eerste tot de laatste noot op het puntje van je stoel houdt en je steeds opnieuw weet te verrassen. De Aziatische klanken hebben een bijna hypnotiserende werking op de luisteraar, de stem van Victoria Bergsman laat je vervolgens nog wat verder wegdrijven, waarna de elektronica je weer ruw met beide benen op de grond zet. Met East Of Eden overstijgt Taken By Trees op knappe en intrigerende wijze uiteenlopende stijlen en slaagt het er bovendien in om al deze stijlen op natuurlijk wijze te verbinden. Het eindresultaat is in alle opzichten fascinerend. East Of Eden van Taken By Trees is een niet alledaagse plaat van een bijzondere schoonheid. Erwin Zijleman

08 september 2009

A Fine Frenzy - Bomb In A Birdcage

Alison Sudol debuteerde twee jaar geleden als A Fine Frenzy met One Cell In The Sea. Op haar debuut maakte A Fine Frenzy toegankelijke popmuziek zonder al te veel vernieuwingsdrang, maar op één of andere manier raakte de plaat me. Dit lag vooral aan de intieme en verleidelijke fluistervocalen van Alison Sudol, maar ook in muzikaal en tekstueel opzicht had One Cell In The Sea wat mij betreft meer te bieden dan de gemiddelde recensent deed voor komen. Inmiddels zijn we weer twee jaar verder en ligt de tweede plaat van A Fine Frenzy in de winkel. Bomb In A Birdcage is, ondanks het succes van het debuut, toch wel een wat andere plaat geworden dan zijn voorganger. Waar Alison Sudol op One Cell In The Sea nog vooral koos voor intieme, vaak wat sprookjesachtig klinkende, popliedjes met een hoofdrol voor ijle pianoklanken en fluisterzang, is het geluid op Bomb In A Birdcage wat meer down to earth. De meeste songs op de nieuwe plaat van A Fine Frenzy hebben een wat voller en steviger geluid en hiernaast flirt Alison Sudol hier en daar opzichtig met avontuurlijke elektronica en beats. Ook Bomb In A Birdcage is weer geen plaat die overloopt van vernieuwingsdrang, maar persoonlijk vind ik dit geen bezwaar. A Fine Frenzy maakt op Bomb In A Birdcage frisse en goed in elkaar stekende popsongs, waarop niet veel valt aan te merken. Het zijn popsongs die direct bij eerste beluistering lekker in het gehoor liggen, maar Alison Sudol heeft er ook voldoende kwaliteit in gestopt om haar muziek ook op de langere termijn interessant te houden. Het sterkste wapen van A Fine Frenzy blijft natuurlijk de dromerige en verleidelijke stem van Alison Sudol, maar ook in compositorisch opzicht heeft A Fine Frenzy op haar tweede plaat een flinke sprong gemaakt. De critici zullen het wel weer niks vinden, maar ook de tweede van A Fine Frenzy is wat mij betreft een popplaat om in te lijsten. Erwin Zijleman

07 september 2009

Pete Yorn & Scarlett Johansson - Break Up

Toen actrice Scarlett Johansson vorig jaar een cd met Tom Waits covers aankondigde was ik zeer sceptisch. Ik heb het niet zo op actrices die zo nodig moeten gaan zingen, maar bovendien leek de stem van Scarlett Johansson me op geen enkele wijze geschikt voor het werk van Tom Waits. Het door TV On The Radio’s Dave Sitek geproduceerde Anywhere I Lay My Hat bleek echter een bijzonder aangename verrassing. Op haar debuut als zangeres transformeerde Scarlett Johansson, bijgestaan door onder andere Cocteau Twins producer Ivo Watts-Russell en David Bowie (!), een fraaie selectie songs uit het oeuvre van Tom Waits tot zweverige dreampop die mijlenver bleek verwijderd van de originelen. Anywhere I Lay My Hat begaf zich ergens tussen het werk van Cocteau Twins en Mazzy Star en bleek goed voor vele bijzonder aangename avonden. Iets meer dan een jaar later duikt Scarlett Johansson wederom op als zangeres; ditmaal aan de zijde van de Amerikaanse singer-songwriter Pete Yorn. Yorn debuteerde aan het begin van het millennium veelbelovend met het fraaie, en meer dan eens aan Ryan Adams herinnerende, Musicforthemorningafter, maar wist het niveau van zijn debuut op de platen die volgden niet meer te benaderen. Het samen met Scarlett Johansson gemaakte Break Up lag al een jaar of drie op de plank en krijgt nu, waarschijnlijk vooral vanwege het succes van Scarlett Johansson’s debuut, alsnog het daglicht te zien. Op Break Up laten Yorn en Johansson zich inspireren door de duetten van Serge Gainsbourg en Brigitte Bardot uit de jaren 60, hetgeen resulteert in heerlijk zwoele popmuziek. Hoewel Pete Yorn in muzikaal opzicht met afstand de meest gelouterde van het tweetal is, is het Scarlett Johansson die op Break Up de aandacht naar zich toe weet te trekken. De vocalen op deze plaat zijn wat mij betreft beter dan op Anywhere I Lay My Hat en geven deze plaat het kleine beetje extra dat nodig is om op te vallen. Omdat Pete Yorn zijn oude vorm nog steeds niet heeft hervonden, is Break Up niet zo goed als de plaat van het vorig jaar zo succesvolle actrice/muzikant duo She & Him (oftewel Zooey Deschanel en M. Ward), maar het is wel een plaat die bijzonder aangenaam voortkabbelt op de laatste zomeravonden van 2009. Break Up onderstreept de vocale kwaliteiten van Scarlett Johansson en levert voor de tweede maal in iets meer dan een jaar een opvallende en aangename plaat op. Erwin Zijleman

04 september 2009

The Feelies - Crazy Rhythms

Het in de lente van 1980 verschenen Crazy Rhythms van de Amerikaanse band The Feelies is de afgelopen jaren veelvuldig geprezen als één van de meest invloedrijke platen uit de jaren 80. Dat is opvallend, want de afgelopen 15 jaar was het debuut van de band uit New Jersey nauwelijks te krijgen. Alleen voor een flinke bom duiten was hier en daar nog een tweedehands exemplaar op de kop te tikken, maar ook deze voorraad was zo langzamerhand vrijwel uitgeput. Het is dan ook fantastisch nieuws dat Crazy Rhythms, bijna 30 jaar na de oorspronkelijke release, opnieuw wordt uitgebracht. De reissue van een plaat als Crazy Rhythms is natuurlijk niet zonder risico’s. De naam en faam van het debuut van The Feelies heeft de afgelopen twee decennia bijna mythische proporties aangenomen, waardoor de plaat in de praktijk bijna alleen maar tegen kan vallen. Ook ik begon met torenhoge verwachtingen aan beluistering van Crazy Rhythms; een plaat die ik in een heel ver verleden wel eens gehoord moet hebben, maar waarvan ik me niets meer kon herinneren. Crazy Rhythms had dit keer maar een paar minuten nodig om me volledig te overtuigen en mijn toch behoorlijk hoge verwachtingen te overtreffen. Op Crazy Rhythms maken The Feelies muziek met invloeden uit de post-punk, de American Underground, de Krautrock en het genre dat in de VS zo mooi wordt omschreven als “jangle pop” (“rammelpop” klinkt toch een stuk minder, maar is feitelijk hetzelfde). Het geluid van de band wordt bepaald door repeterende gitaarloopjes, catchy refreinen, flink naar de achtergrond gemixte zang en een ritmesectie die met de huidige inzichten kan worden getypeerd als een zwaar gevalletje ADHD. De muziek van The Feelies valt op Crazy Rhythms vooral op door gejaagde ritmes en de bijzondere gitaarlijnen. Het is muziek die hoorbaar is beïnvloedt door de muziek van The Velvet Undergound en raakt aan die van tijdgenoten als Television of Talking Heads, maar ook absoluut een uniek eigen geluid heeft. Menige post-punk band van dit moment moet zich hebben laten inspireren door de nog altijd fris klinkende klanken op Crazy Rhythms, maar slechts weinig van deze bands komen zelfs maar in de buurt van het niveau dat The Feelies op hun debuut hebben weten te bereiken. Zes jaar na Crazy Rhythms verscheen de tweede plaat van The Feelies, The Good Earth, en ook deze plaat is opnieuw uitgebracht. The Good Earth klinkt folkier dan Crazy Rhythms en is minder sprankelend dan het debuut. Zeker geen slechte plaat, maar een klassieker is het niet; dit in tegenstelling tot Crazy Rhythms, dat nu eindelijk in het bereik komt van een ieder die frisse, avontuurlijke en tijdloze popmuziek een warm hart toedraagt. Erwin Zijleman

03 september 2009

Dawn Landes - Sweet Heart Rodeo

Toen de Amerikaanse singer-songwriter Dawn Landes een paar jaar geleden opdook met Two Three Four, wist ik al dat ze ooit nog eens een plaat zou afleveren die het predicaat meesterwerk verdient. Met het niet veel later verschenen Fireproof kwam ze direct aardig in de buurt. Fireproof bleek een veelzijdige plaat met invloeden uit de country, folk, pop en rock die lekker in het gehoor liggende popliedjes combineerde met diepgang en passie. Dat Fireproof niet in brede kring werd opgepikt begrijp ik nog steeds niet, maar met Sweet Heart Rodeo krijgt Dawn Landes nu een nieuwe kans. Laat ik maar direct met de deur in huis vallen: Sweet Heart Rodeo is het meesterwerk geworden dat ik een paar jaar geleden voorspelde. Dat hoor je er overigens niet direct aan af, want Dawn Landes maakt nog altijd buitengewoon lekker in het gehoor liggende popmuziek die bij eerste beluistering vooral lekker voortkabbelt. Luister echter wat beter naar deze plaat en het valt op dat op Sweet Heart Rodeo alles klopt. Country vormt de basis op Sweet Heart Rodeo, maar net als op Fireproof schuwt Dawn Landes uitstapjes naar andere genres niet. Zo makkelijk als Dawn Landes schakelt tussen genres, reist ze ook door de tijd. Het ene moment zit je midden in de jaren 60; het volgende moment staat de muziek van de Amerikaanse weer met beide benen in het heden. De bijzonder aangenaam klinkende vocalen van Dawn Landes zijn de constante factor op Sweet Heart Rodeo. Af en toe doet het wel wat denken aan de zang van Suzanne Vega, maar dan zonder suiker of kunstmatige zoetstoffen; het volgende moment hoor je iets van Laura Cantrell, maar dan wat minder onderkoeld. In muzikaal opzicht beweegt Dawn Landes zich wederom tussen akoestische folk, country, rock en pop, met dit keer invloeden uit de psychedelica en wat speelse elektronica als verbindende factor. Net als op Fireproof klinkt de muziek van Dawn Landes op Sweet Heart Rodeo aangenaam en vrijblijvend, maar tegelijkertijd loopt de muziek van de Amerikaanse over van zeggingskracht en kwaliteit. Sweet Heart Rodeo haalt wat mij betreft het niveau van de eerste platen van Ryan Adams. Zijn naam noem ik niet voor niets, want net als Ryan Adams beschikt Dawn Landes over het vermogen om buiten de gebaande paden te treden zonder dat je dat direct door hebt. Sweet Heart Rodeo van Dawn Landes is een plaat waarin steeds weer nieuwe dingen te ontdekken vallen. Een plaat die het predicaat meesterwerk in alle opzichten verdient. Erwin Zijleman

02 september 2009

Drive-By Truckers - The Fine Print: A Collection Of Oddities And Rarities 2003-2008

Een verzameling restmateriaal is over het algemeen interessant voor de echte fans, maar levert maar zelden een echt memorabele plaat op. Fans van de Drive-By Truckers zullen The Fine Print: A Collection Of Oddities And Rarities 2003-2008 dan ook met open armen ontvangen; om vervolgens snel te concluderen dat dit wel eens één van die zeldzame verzamelingen restjes zou kunnen zijn die wel memorabel blijkt te zijn. Helemaal als een verrassing komt dit niet. De band uit Athens, Georgia, steekt inmiddels al bijna tien jaar in een blakende vorm en leverde de afgelopen acht jaar maar liefst vijf geweldige platen af ( Southern Rock Opera, Decoration Day, The Dirty South, A Blessing And A Curse en Brighter Than Creation’s Dark). Stuk voor stuk platen zonder zwakke momenten, die nauwelijks voor elkaar onder doen, maar wel iedere keer iets extra’s toevoegen aan het inmiddels indrukwekkende oeuvre van de band. Na beluistering van The Fine Print kan worden geconcludeerd dat ook op het merendeel van de tracks die de bovengenoemde platen net niet haalden, weinig tot niets valt aan te merken. Naast een melig kerstliedje, een tweetal alternatieve takes van songs die de platen wel haalden en een drietal covers, bevat The Fine Print een serie tracks van het hoge niveau dat we inmiddels van de Drive-By Truckers gewend zijn. Het zijn tracks die op dat moment misschien net iets minder goed pasten op de platen waarvoor ze bedoeld waren, maar bij elkaar geharkt op The Fine Print klinken ze fantastisch. Iets wat overigens ook geldt voor de covers, want ook klassiekers als Like A Rolling Stone van Bob Dylan, Play It All Night Long van Warren Zevon en Tom T. Hall's Mama Bake A Pie (Daddy Kill A Chicken) worden door de Drive-By Truckers op inspirerende en gloedvolle wijze vertolkt. Ook op The Fine Print laten de Drive-By Truckers horen dat ze in een breed spectrum van de Amerikaanse rootsmuziek uit de voeten kunnen en dat ze hierbij zowel in het wat stevigere als het wat meer ingetogen werk uitstekend tot hun recht komen. Iedereen die de vorige platen van de band in de kast heeft staan, kan dan ook blind over gaan tot aanschaf; iedereen die de vorige platen van de band niet in huis heeft, zou inmiddels over een flink verlanglijstje moeten beschikken. 2009 leek een paar maanden geleden nog een uiterst mager Drive-By Truckers jaar te gaan worden, maar na de release van de prima liveplaat Live From Austin Tx en de opvallend goede soloplaat van Patterson Hood (Murdering Oscar And Other Love Stories), blijkt The Fine Print de slagroom op de taart. Vergeet maar heel snel dat het hier om een aantal kliekjes gaat, want The Fine Print smaakt beter dan het gemiddelde vijf sterren menu. Erwin Zijleman